Vorige week had ik hier in het klooster de kans om iets heel boeddhistisch te doen. Nee, niet onder een boom zitten mediteren of eeuwenoude teksten lezen. Ik deed wat duizenden mensen in boeddhistische landen dagelijks doen: geven. Uitgedost als een hotelmedewerker (ik had een wel heel snelle stoomcursus gehad) stond ik eten op te scheppen voor een groep monniken. Een voor een kwamen ze langs, een voor een gaf ik ze een heerlijke kom vol eten.
 
Wat het toneel extra bijzonder maakte, was dat ik niet enkel boeddhistische monniken verzorgde, maar ook katholieke monniken. Onze gemeenschap hostte een ‘’Monks in the West’’ conferentie waar monniken uit verschillende katholieke en boeddhistische tradities bij elkaar komen om te spreken over het monniksschap, de uitdagingen die het brengt en de betekenis in de moderne maatschappij. De conferentie was niet alleen vruchtbaar, maar kon ook met een goed Nederlands woord gezellig genoemd worden. De openheid en de harmonie tussen de monniken was prachtig om te zien. Des te mooier was het om die monniken, met alle deugden die ze belichamen, fysiek te ondersteunen door ze eten aan te bieden. Een ware vreugde.
 
De vreugde van het geven werkt bevrijdend. Het eten dat we voor deze conferentie met zoveel extra zorg serveerden was van zeer hoge kwaliteit en het was moeilijk – voor mij onmogelijk – niet overmand te worden door een van de meest basale menselijke begeerten (die naar lekker eten!). Op het moment dat ik gaf echter, of dat ik me maar inbeeldde te geven, dat ik die dienstbare houding aannam verdween het zelfzuchtig zoeken naar het lekkerste hapje voor mezelf als sneeuw voor de zon. Wat volgt is dan niet slechts tevredenheid; het is de vreugde van het geven.
 
De groep monniken vertrok vrijdagmorgen vroeg. Velen bedankten ons, de serveerders, voor onze dienstbaarheid. Ik kon niet anders dan de bal terugkaatsen: ‘’u bedankt voor deze prachtige kans dienstbaar te zijn!’’