Na een aantal maanden in het klooster waarin ik natuurlijkerwijs de kans heb gehad heel dicht op mezelf te leven kwakkel ik wat met m’n gezondheid. Slaap is een luxe terwijl mijn productiviteit hoog ligt – ik ben bijna constant bezig. Net als de monniken en nonnen hier eet ik maar beperkt; een maaltijd per dag kan heel goed genoeg zijn, maar moet precies goed uitgebalanceerd zijn – ook maar een beetje teveel en je gaat er ook aan onderuit. De laatste weken begint het hier nu ook af te koelen: het is koud, echt koud. De meeste gebouwen hier hebben geen verwarming dus je voelt de kou ook nog eens.
Met deze levensstijl kom je zeker dichter op jezelf; er is geen emotie of gedachte die je niet heel direct in de ogen kijkt. Ondertussen werd ik echter ook zwakker en dat terwijl ascese in het Boeddhisme nooit als doel heeft het lichaam ook maar op enige wijze te schaden. Een aantal van de monniken moedigde me dan ook aan aandacht te besteden aan m’n gezondheid; genoeg rust te nemen, gebalanceerd te eten, warm te blijven, eens bij de Chinese dokter die wekelijks komt te bezoeken en te blijven sporten. Ik leer zo veel nieuws over wat gezondheid is.
In een tekstje dat ik laatst vertaalde spreekt de Boeddha over fysieke kracht. Een aantal mensen is al een tijd bezig geweest een rots te verplaatsen. Het lukt niet. De Boeddha komt ze te hulp en hupsakee de rots is van z’n plek. ‘’Vertel eens, wat voor kracht heeft u?’’ vraagt men. De Boeddha antwoord dat hij vier krachten heeft: de kracht van volharding in het goede, van kracht van geduld, de kracht van vrijgevigheid en de kracht van het zorgen voor je ouders – die vier, daar wordt je echt sterk van!
Dit lichte woordspel van de Boeddha herinnert me eraan dat hoewel fysieke gezondheid belangrijk is, het op zichzelf niet het doel van mijn kloosterverblijf is. Ik heb wel wat belangrijkers om m’n leven
aan te wijden (het vertalen van teksten bijvoorbeeld). Een heilzame basis als persoon en een geïnspireerd hart, dat brengt echte daadkracht.