’s Nachts lig ik in de trein van New Delhi naar Patna, een stad niet ver van Bodh Gaya, waar de Boeddha Ontwaakte ofwel de Verlichting bereikte. Met New
Delhi heb ik ook mijn hostel achtergelaten en waar ik vanavond zal slapen weet ik nog niet. Er is geen zekerheid in dit leven, geen fijne ”comfort
zone” om je al te lang maar in te nestelen. Nu heb ik natuurlijk nog wel wat geld op zak, dus komt dat hotel wel goed.
 
Voor Boeddhistische monniken en Indiase asceten in het algemeen is het reizen echter een bijzondere beoefening: nooit lang op je plek kun je niet vertrouwen op oude
gewoontepatronen en zo creëer je ruimte voor transformatie. In het Boeddhisme is er dan ook een speciale beoefening waar men hooguit drie nachten op eenzelfde plek doorbrengt. Interessanterwijs adviseerde de Boeddha monniken deze praktijk pas als ze al vijf jaar in de leer bij meer ervaren monniken waren geweest. Zo heb je als persoon een zekere basis en richting gecreëerd die je over de grens nog gidst. Nu ik veilig in mijn hotel lig – niet onder een boom zoals de monniken – vraag ik me weer eens af
hoe ver ik nou echt uit mijn ”comfort zone” durf – en, hoe ver durf jij?